Op verzoek dan een intermezzo, een studie over geest, ziel en lichaam.
We gaan dit doen aan de hand van de tabernakel. De tabernakel? Ja, de tabernakel! Wat is dat nou weer? Okee, laten we beginnen bij het begin. In het begin schiep God de mens, man en vrouw schiep Hij hen; Adam en Eva. Helaas ging het fout bij de boom en daarna van kwaad tot erger, tot op de dag dat God zei: "Ik heb berouw, dat ik de mens gemaakt heb". Toch vond hij nog een rechtvaardige, Noach, en tegen Noach zei God: Bouw een arkt, opdat jij, je gezin en van alle dieren een paar het overleeft, want Ik ga een zondvloed over de aarde laten komen. Jaren na Noach werden opeenvolgend geboren: Abraham, Isaäk en Jacob. Over hen zei God: Ik ben de God van Abraham, Isaäk en Jacob. En Jacob ging het gvecht met God aan en zei: "Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent". En zo zij het, God zegende Jacob en zei: "Vanaf nu zult gij geen Jacob meer heten, maar Israël. En alle nakomelingen van Israël werden de Israëlieten genoemd. Maar Israël belandde door een hongersnood in Egypte en bleef daar. Hoewel eerst goed behandeld werden de Israëlieten na verloop van tijd slaven van Egypte en ze schreeuwden het uit naar God. En God hoorde ze en Hij riep Mozes op om de Israëlieten uit Egypte te bevrijden. Het kostte 10 plagen, waardoor er van Egypte weinig meer overbleef en pas toen liet de Farao de Israëlieten gaan. God leidde hen de woestijn in en daar gaf Hij hen de opdracht de tabernakel te bouwen. Laten we het gaan lezen:
Exodus 25:8-9 En zij moeten voor Mij een heiligdom maken, zodat Ik in hun midden kan wonen. Volgens alles wat Ik u zal tonen, een ontwerp van de tabernakel en een ontwerp van al zijn voorwerpen, zó moet u het maken.
Exodus 26:1-29 De tabernakel moet u vervolgens maken van tien tentkleden, van dubbeldraads fijn linnen en blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol. U moet ze maken met cherubs erop, werk van een kunstenaar. De lengte van één tentkleed moet achtentwintig el zijn en de breedte van één tentkleed vier el: al de tentkleden moeten dezelfde afmeting hebben. Vijf tentkleden moeten aan elkaar vastgemaakt worden, en nog eens vijf tentkleden moeten aan elkaar vastgemaakt worden. Dan moet u blauwpurperen lussen maken aan de zoom van het ene tentkleed, aan het uiteinde van het ene stel, en zo moet u ze ook maken aan de zoom van het laatste tentkleed, bij het tweede stel. U moet vijftig lussen maken aan het ene tentkleed en vijftig lussen moet u maken aan het uiteinde van het tentkleed dat bij het tweede stel behoort; de lussen moeten precies tegenover elkaar gezet zijn. Dan moet u vijftig gouden haken maken en met die haken de tentkleden aan elkaar vastmaken, zodat de tabernakel één geheel is. Ook moet u kleden van geitenhaar maken voor een tent over de tabernakel: elf tentkleden moet u daarvan maken. De lengte van één tentkleed moet dertig el zijn, en de breedte van het tentkleed vier el: de elf tentkleden moeten eenzelfde afmeting hebben. En u moet vijf van de tentkleden apart aan elkaar vastmaken en zes van de andere tentkleden eveneens apart. Vervolgens moet u het zesde tentkleed dubbelvouwen aan de voorkant van de tent. Dan moet u vijftig lussen maken aan de zoom van het ene tentkleed, het laatste van het stel, en vijftig lussen aan de zoom van het tentkleed bij het andere stel. Vervolgens moet u vijftig koperen haken maken en u moet de haken in de lussen aanbrengen en de tentdelen zo aan elkaar vastmaken dat ze één geheel vormen. Het loshangende deel van wat overblijft van de kleden van de tent, namelijk het halve tentkleed dat overblijft, moet aan de achterkant van de tabernakel overhangen. De el die aan deze en de el die aan de andere kant in de lengte van de kleden van de tent overblijft, moet langs de zijkanten van de tabernakel overhangen, aan deze en aan de andere kant, om die af te dekken. U moet ook voor de tent een dekkleed van roodgeverfde ramshuiden maken, Ex. 36:19en daarover een dekkleed van zeekoeienhuiden. Ook moet u voor de tabernakel de rechtopstaande planken maken van acaciahout. De lengte van een plank moet tien el zijn, en anderhalve el de breedte van elke plank. Elke plank moet twee pinnen hebben, zodat ze met elkaar verbonden kunnen worden. Hetzelfde moet u met alle planken van de tabernakel doen. Dan moet u de planken voor de tabernakel maken, twintig planken voor de zuidzijde. Dan moet u veertig zilveren voetstukken onder de twintig planken maken; twee voetstukken onder de ene plank voor zijn twee pinnen, en twee voetstukken onder de andere plank voor zijn twee pinnen. En voor de andere kant van de tabernakel, aan de noordzijde: twintig planken met hun veertig zilveren voetstukken; twee voetstukken onder de ene plank en twee voetstukken onder de andere plank. En voor de westkant van de tabernakel moet u zes planken maken. U moet ook twee planken tot hoekpunten van de tabernakel maken, aan beide kanten. Ze moeten vervolgens van onderen af volkomen gelijk zijn, en samen ook volkomen gelijk aan de bovenkant ervan, bij de eerste ring. Zo moet het voor twee van de planken zijn; ze zullen als de twee hoekpunten dienen. Er moeten dus acht planken zijn met hun zilveren voetstukken, samen zestien voetstukken: twee voetstukken onder de ene plank en twee voetstukken onder de andere plank. Vervolgens moet u dwarsbalken van acaciahout maken: vijf voor de planken aan de ene kant van de tabernakel, vijf dwarsbalken voor de planken aan de andere kant van de tabernakel, en vijf dwarsbalken voor de planken aan de achterkant van de tabernakel, aan de westkant. Dan moet de middelste dwarsbalk in het midden van de planken van het ene einde naar het andere einde lopen. Vervolgens moet u de planken met goud overtrekken en de ringen daarvan – als houders voor de dwarsbalken – van goud maken; ook moet u de dwarsbalken met goud overtrekken.
En dat gaat daarna nog een een heel eind door. Ik zal jullie niet langer in spanning houden, het resultaat zal er ongeveer zo uitgezien hebben:
We gaan het even vereenvoudigen en van bovenaf bekijken:
Okee, even uitleg: De voorhof, daar mochten de mensen komen. Het heilige, daar mochten alleen priesters komen. Het heilige der heiligen, daar mocht slechts één keer per jaar de hogepriester komen.
Maar aan het heilige der heiligen was iets bijzonders. We gaan het lezen:
Exodus 40:17-38 En het gebeurde in de eerste maand, in het tweede jaar, op de eerste dag van de maand, dat de tabernakel opgebouwd werd. Mozes richtte de tabernakel op. Hij plaatste zijn voetstukken, bracht de bijbehorende planken aan, maakte de dwarsbalken ervan vast en richtte zijn pilaren op, spreidde de tent uit over de tabernakel, en legde het dekkleed van de tent erbovenop, zoals de HEERE Mozes geboden had. Toen nam hij de getuigenis en legde die in de ark. Hij bevestigde de draagbomen aan de ark en legde het verzoendeksel boven op de ark. Hij bracht de ark in de tabernakel, hing het voorhangsel ter afscherming op en schermde de ark van de getuigenis af, zoals de HEERE Mozes geboden had. Vervolgens plaatste hij de tafel in de tent van ontmoeting, aan de noordkant van de tabernakel, buiten het voorhangsel. En hij schikte daarop het brood dat daarop geschikt moest worden, voor het aangezicht van de HEERE, zoals de HEERE Mozes geboden had. Vervolgens zette hij de kandelaar in de tent van ontmoeting, tegenover de tafel, aan de zuidkant van de tabernakel. En hij stak de lampen aan voor het aangezicht van de HEERE, zoals de HEERE Mozes geboden had. Daarna zette hij het gouden altaar in de tent van ontmoeting, vóór het voorhangsel, en hij liet daarop geurig reukwerk in rook opgaan, zoals de HEERE Mozes geboden had. Ook hing hij het gordijn op voor de ingang van de tabernakel. En hij zette het brandofferaltaar bij de ingang van de tabernakel, de tent van ontmoeting; hij bracht daarop het brandoffer en het graanoffer, zoals de HEERE Mozes geboden had. Vervolgens plaatste hij het wasvat tussen de tent van ontmoeting en het altaar, en hij deed er water in om te wassen. Mozes, Aäron en zijn zonen wasten daarmee hun handen en hun voeten. Telkens wanneer zij de tent van ontmoeting binnengingen en het altaar naderden, wasten zij zich, zoals de HEERE Mozes geboden had. Hij richtte ten slotte de voorhof op, rondom de tabernakel en het altaar, en hij hing het gordijn van de poort van de voorhof op. Zo voltooide Mozes het werk. Toen overdekte de wolk de tent van ontmoeting, en de heerlijkheid van de HEERE vervulde de tabernakel, zodat Mozes de tent van ontmoeting niet kon binnengaan, omdat de wolk daarop bleef en de heerlijkheid van de HEERE de tabernakel vervulde. Telkens als de wolk opsteeg van boven de tabernakel, braken de Israëlieten op tijdens al hun tochten. Maar als de wolk niet opsteeg, braken zij niet op, tot op de dag dat hij opsteeg. Want de wolk van de HEERE was overdag op de tabernakel, en 's nachts was er een vuur in, voor de ogen van heel het huis van Israël tijdens al hun tochten.
God woonde in het heilige der heiligen, je ziet dat mooi in het bovenste plaatje.
Okee, tijd om uit te leggen waarom ik jullie hiernaartoe heb gebracht. In de tijd van Jezus bestond te tempel nog steeds, zij het dat het inmiddels een immens gebouw geworden was, gemaakt door de wijze koning Salomo. Die tabernakel, dat is Jezus. Ik kan me zo voorstellen dat je dat niet voetstoots wilt wilt aannemen, maar wat nou als Jezus dit zelf zegt?
Johannes 2:13-21 En het Pascha van de Joden was nabij en Jezus ging naar Jeruzalem. En Hij trof in de tempel mensen aan die runderen, schapen en duiven verkochten, en de geldwisselaars die daar zaten. En nadat Hij een gesel van touwen gemaakt had, dreef Hij ze allen de tempel uit, ook de schapen en de runderen. En het geld van de wisselaars wierp Hij op de grond en de tafels keerde Hij om. En Hij zei tegen hen die de duiven verkochten: Neem deze dingen vanhier weg, maak niet het huis van Mijn Vader tot een huis van koophandel. En Zijn discipelen herinnerden zich dat er geschreven is: Ps. 69:10De ijver voor Uw huis heeft mij verslonden. Toen antwoordden de Joden en zeiden tegen Hem: Welk teken laat U ons zien dat U het recht hebt deze dingen te doen? Jezus antwoordde en zei tegen hen: Matt. 26:61; 27:40; Mark. 14:58; 15:29Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen. De Joden zeiden dan: Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd, en Ú zult hem in drie dagen laten herrijzen? Maar Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam.
Toen Jezus hier op aarde wandelde, was Hij
geest
ziel
lichaam
Dat is
het heilige der heiligen
het heilige
de voorhof
En die tabernakel, dat ben jij!
Handelingen 2:1-4 En toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind bijeen. En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten. En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken
Dat was niet alleen voor hen, maar ook voor jou! (zij het dat het zichtbare, de tongen als van vuur, bijna niet meer gezien wordt)
Verder:
II kor 5:17 Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.
voeg dat samen met:
Joh 3:1-6 En er was een mens uit de Farizeeën; zijn naam was Nicodemus, een leider van de Joden. Deze kwam 's nachts naar Jezus en zei tegen Hem: Rabbi, wij weten dat U van God gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met hem is. Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien. Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de buik van zijn moeder ingaan en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest.
Verder leert de bijbel dat het zichtbaar is als iemand uit de Geest geboren is:
Gal 5:22 De vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
En het wordt nog mooier: Op de dag, dat je Jezus aanneemt in je hart, komt Gods geest wonen bij jouw Geest, net als Gods Geest bij Jezus woonde. God, van boven in jouw stukje heilige der heiligen. En dat stukje heilige der heiligen, daar kan niemand komen, ook zonde niet! Het is over dit stuk van jou, dat Johannes schrijft:
I joh 3:9 Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.
Je bent als het ware verzegeld. Dat stuk van jou is en blijft zondeloos! Dat in tegenstelling tot je...
Die voorhof, daar staat in openbaringen het volgende over geschreven:
Openbaringen 11:1-2: En mij werd een meetlat gegeven, die op een staf leek. En de engel was erbij komen staan en zei: Sta op en meet de tempel van God, het altaar en hen die daarin aanbidden. Maar laat de buitenste voorhof van de tempel erbuiten en meet die niet, want die is aan de heidenen gegeven.
Ook ons lichaam zal op een dag sterven. Nou, waarom dan? Ik denk dat we het antwoord vinden in het scheppingsverhaal, waarin we lezen dat Eva zondigde. En dan in:
Romeinen 3:23 Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God
En dan wat Paulus zegt in:
Romeinen 7:14-20 Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik. En als ik dat doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is. Nu ben ik het echter niet meer die dit teweegbrengt, maar de zonde die in mij woont. Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.
Dat is waarom God in Genesis zei dat de mens niet ook van de boom van Leven mocht eten, dan zou de zonde eeuwig leven hebben.
Over je ziel schrijft:
Matteüs 10:28 En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
en
1 Petrus 1:8-9 Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, en verkrijgt u het einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen.
en
1 Petrus 1:22-25 Nu u dan uw zielen gereinigd hebt in de gehoorzaamheid aan de waarheid, door de Geest, tot ongeveinsde broederliefde, heb elkaar vurig lief uit een rein hart, u, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Want alle vlees is als gras en al de heerlijkheid van de mens is als een bloem in het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen. Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid.
Zie hier, het centrum van je bestaan: Je ziel!
Ieders ziel leeft eeuwig, gelovig of ongelovig. Je ziel wordt gereinigd zodra je Jezus liefhebt. En je ziel is het, die steeds moet kiezen; de wil van je lichaam (waar de zonde in woont) of de wil van de geest (waar Gods Geest in woont)? Klinkt makkelijk, toch ;)