Eén ding wat me héél lang heeft doen doet puzzelen, is de wet. Jezus zegt: "Zondig vanaf nu niet meer". Paulus zegt: "De wet is gestorven". Bovenstaande alinea is het antwoord wat ik na jaren, en ná het maken van wat hieronder staat, heb gekregen. Onderstaande laat ik hier toch staan, omdat het wel een leuk resultaat van mijn onderzoek was.
Wat me vaak is opgevallen, is dat Mozes steeds spreekt over onrein worden. Daar wil ik dan eerst even naar kijken.
Hoe werd je onrein:
Een man die bloedt uit zijn geslachtsdeel;
Iedereen die iets, hemzelf of zijn spullen, van deze man aanraakt;
Een man die een zaadlozing heeft gehad;
Een vrouw na geslachtsgemeenschap;
Een vrouw die ongesteld is;
Iedereen die iets van deze vrouw aanraakt;
Iedereen die een, in de natuur doodgegaan, dier eet;
Een man die sex heeft met de vrouw van zijn naaste;
Dan de wetten die ik in de boeken van Mozes heb kunnen vinden:
U mag u niet met af-/andere-goden bezig houden, ook niet aan hen denken of hun naam noemen (1/10);
U mag geen beeld of gewijde steen oprichten (2/10);
U mag Gods naam niet ijdel gebruiken (3/10)
U moet mijn sabbatten in acht nemen (4/10);
Heb eer en ontzag voor uw vader en moeder (5/10);
U mag een mens niet doodmaken (6/10);
U mag niet echtbreken (7/10)
U mag niet stelen (8/10);
U mag niet liegen én niet bedriegen én niet vals getuigen (9/10);
U mag niets begeren wat van een ander is (10/10)
U mag niet bij de tent der samenkomst komen als u onrein bent (dan ontheiligt u God);
Een offer moet bij de ingang van de ontmoetingstent gebracht worden;
U mag geen bloed te eten;
U mag geen sex/huwelijk met een bloedverwant hebben (vader, moeder, vrouw van vader, (half)zus, (stief)kleinkind, tante, oom, schoondochter, schoonzus, (stief)dochter, schoonzus;
U mag geen sex hebben met uw vrouw als ze ongesteld is;
U mag geen sex hebben met de vrouw van uw naaste;
U mag geen offer aan Moloch brengen;
Een man mag geen sex hebben met een man;
U mag geen sex hebben met de slavin van een ander;
U mag geen sex met een dier hebben;
U mag uw dochter niet laten hoereren;
U moet eerbied voor mijn heiligdom hebben;
U mag een dankoffer na de tweede dag niet meer eten (dan ontheiligt u God);
U mag de rand van uw akker niet maaien;
U mag wat van de oogst is blijven niet oprapen;
U mag geen valse eed afleggen in Gods naam dan (ontheiligt u God);
U mag uw naaste niet afpersen/beroven;
U moet uw werknemer dezelfde dag betalen;
U mag een dove niet vervloeken;
U mag voor een blinde geen struikelblok neerleggen;
U moet uw God vrezen;
U mag geen onrecht doen in een rechtspraak (partij trekken voor arme of aanzienlijke);
U mag niet lasteren;
U mag uw naaste niet naar het leven staan;
U mag (in uw hart) uw broeder niet haten;
U moet uw naaste terechtwijzen;
U mag geen wraak nemen of wrok koesteren, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf;
U mag niet twee soorten dieren laten paren;
U mag niet twee soorten zaad in 1 akker zaaien;
U mag uw bovenkleed niet uit 2 soorten stof laten bestaan;
U mag niks eten waar nog bloed in zit;
U mag u niet met toverij/waarzeggerij/wichelarij/dodenbezwererij bezig houden;
U mag de zijkanten van uw hoofd niet afscheren;
U mag de randen van uw baard niet afscheren;
U mag, vanwege een dode, uzelf niet inkerven of een tatoeage (laten) zetten;
U moet opstaan voor iemand met grijze haren en eer bewijzen aan ouderen;
U mag een vreemdeling in uw land niet uitbuiten, hij moet voor u zijn als een ingezetene van uw land, u moet hem liefhebben als uzelf;
U moet een zuivere weegschaal hebben;
U moet onderscheid maken tussen reine en onreine dieren;
U mag een mens geen letsel toebrengen;
U mag andermans dier niet doodmaken;
Zes jaar mag u zaaien en oogsten, het zevende jaar niet, dan moet het land rust krijgen
Elk 50e jaar, vanaf de verzoendag, is jubeljaar. U mag dan niet zaaien of oogsten.
In het jubeljaar moet ieder zijn bezit weer terugkrijgen (het gaat hier om landgoed)
U mag elkaar niet uitbuiten;
U moet armen steunen;
Als u een Israëliet als slaaf koopt, moet hij u zes jaar dienen, daarna is hij vrij, zonder dat hij hoeft te betalen, maar ook zonder echtgenote en kinderen die hij in die tijd gekregen heeft;
Als een Israëlische slaaf na 6 jaar vrij is, mag u hem niet met lege handen laten gaan, maar hem overvloedig geven van uw kleinvee, dorsvloer en perskuip.
Een Israëliet mag geen slaaf bij u zijn, een heiden wel (want Israëlieten behoren mij toe als dienaar, ik heb hen uit Egypte geleid)
Er is, voor land en Israëliet, een loskoop-regeling;
Een man mag zijn vrouw(en) niet tekort doen aan voedsel, kleding en sex. Doet hij dat wel, dan mag zij hem verlaten.
U mag iemand in een rechtszaak niet voortrekken;
Als u iets vindt, dat van een ander is, moet u het terugbrengen;
Als iemand, ook al haat u hem, een probleem heeft, moet u hem (proberen te) helpen;
U mag geen geschenk aannemen;
U moet kwastjes maken aan de hoeken van uw bovenkleren;
U moet een tiende van de opbrengst van uw land aan God geven en dat moet de eerste opbrengst zijn. Al het eerstgeborene van uw vee moet u aan God geven;
U moet uw eerstgeboren zoon het dubbele laten erven van de anderen;
Als iemand, bij wijze van straf, aan een paal sterft, is hij door God vervloekt, en mag hij niet na zijn sterven 's nachts nog aan de paal hangen. Hij moet dezelfde dag nog begraven worden;
De kleren van een man mogen niet door een vrouw gedragen worden;
Vindt u een nest, met moeder en jongen of eieren, dan mag u de jongen meenemen, maar de moeder niet;
Het dak van uw huis moet een borstwering hebben;
U mag niet ploegen met een rund en ezel tegelijk;
Als uw geslachtsdeel gewond of afgesneden is, mag u niet in de gemeente van God komen;
Een weggelopen slaaf, die bij u redding zoekt, mag u niet aan zijn meester uitleveren;
Hoeren en schandknapers zijn verboden;
U mag aan een Israëliet geen rente vragen;
Een belofte aan God moet u altijd nakomen;
Als u in een wijngaard/korenveld loopt mag u naar hartenlust eten, maar u mag niets in uw tas stoppen;
Een weggezonden en opnieuw getrouwde vrouw, mag u niet weer terugnemen, ook niet bij het overlijden van haar huidige man;
Een man, die een vrouw trouwt, mag u het eerste jaar geen verplichtingen opleggen en ook niet in dienst van het leger nemen;
U mag een Israëliet niet ontvoeren;
Als u iemand iets geleend heeft, mag u zijn huis niet binnendringen om een onderpand te nemen;
Als u een arme iets geleend heeft, mag u het onderpand niet houden, u moet het voor de nacht teruggeven;
U mag het kleed van een weduwe niet in onderpand nemen;
De vaders mogen niet ter dood gebracht worden om de kinderen of visa versa. Ieder zal alleen om zijn eigen zonde ter dood gebracht worden;
Een rechter mag een straf opleggen van maximaal 40 stokslagen, die direct uitgevoerd dient te worden;
Een rund mag u niet muilkorven als hij aan het dorsen is;
Een vrouw, wiens man kinderloos overlijdt, moet de vrouw worden van één van zijn broers. Het eerste kind dat daaruit geboren wordt, moet op naam van de overleden man komen te staan;
Als een vrouw haar man, bij een gevecht, komt helpen, mag zij hem niet bij zijn geslachtsdelen grijpen;
Als laatste de:
handelingen 15
Jezus' apostelen herkennen het probleem en schrijven ons dat zij, ons-heidenen, geen andere wetten opleggen dan deze:
Onthoudt u van afgodenoffers;
Onthoudt u van bloed;
Onthoudt u van het verstikte;
Onthoudt u van hoererij.